“Vreemdelingenhaat is niet verdwenen. We moeten erover blijven praten.” Regine Beer maakte het haar levenswerk om over haar ervaringen als slachtoffer van de Holocaust te getuigen. Zij besefte beter dan wie ook, waartoe haat, discriminatie en onverdraagzaamheid konden leiden.

De moderne geschiedenis doorkruist Regines leven van bij de start. Haar familie vluchtte tijdens de Eerste Wereldoorlog naar Amsterdam, waar ze in 1920 wordt geboren. Een jaar later keren ze terug naar Antwerpen.

Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog raakt ze op een ongelukkige manier in het Jodenregister geregistreerd. Regine heeft langs vaders kant Joods bloed. Om met alle papieren in orde te zijn, vraagt de directrice van haar normaalschool dat Regine zich inschrijft. Beide vrouwen zullen pas later ontdekken welke gruwelijke gevolgen dit zal hebben.

Regine wordt immers op 3 september 1943 ‘s nachts door de Gestapo opgepakt. Haar moeder probeert hen nog tegen te houden met het argument dat zij maar half-Joods is. Het mag echter niet baten. Regine wordt naar de Dossinkazerne gestuurd waar over haar twijfelgeval zal worden beslist. Aangezien haar familie niet de middelen heeft om haar vrij te kopen en na het bezoek van een commissie ‘Rassenkunde’, stuurt de Gestapo haar naar het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau.

Zij overleeft. Slechts 1.240 van de 25.484 Joden en 351 zigeuners die vanuit Dossin naar de vernietigingskampen werden getransporteerd, keren levend terug. Eén van hen is Regine Beer. Te midden van alle ellende in Auschwitz heeft ze zich staande gehouden met de wil haar moeder ooit terug te zien en het liedje ‘De gedachten zijn vrij’. De wil om te leven en dat leven positief in te vullen, zullen haar steeds kenmerken. Haar reactie op een complimentje over haar kledij is tekenend: “Ik heb in Auschwitz tussen ondraaglijke stank van rottigheid, uitwerpselen en brandende lijken geleefd en zoveel vieze vuiligheid gezien, dat ik me nadien heb voorgenomen: ik zal altijd piekfijn in orde zijn.”

Regine Beer begint haar verhaal in de jaren 1970 als leerkracht aan scholieren te vertellen. Het getuigen over de Holocaust, het mensbeeld van het fascisme, de strijd tegen haat en onverdraagzaamheid worden haar levenswerk. Ze bezoekt uiteindelijk meer dan 1.500 scholen. Twee keer keert ze met een groep jongeren terug naar Auschwitz. Een beproeving die ze om gezondheidsredenen stopt.

Met haar getuigenissen effent ze o.a. de weg voor Maurice De Wilde die in jaren ’70 het Vlaamse oorlogsverleden messcherp ontleedt. Wanneer het Vlaams Belang in Antwerpen opkomt, doet Regine er alles aan om de partij en haar gedachtegoed te bestrijden. Ze wordt politiek actief en zetelt een tijd als gemeenteraadslid in Antwerpen voor sp.a.

Haar inzet wordt alom geprezen. In december 2012 wordt ze in de Senaat gelauwerd als Vredesvrouw voor haar strijd tegen racisme. zij-kant wil haar op 23 maart 2014 een life time achievement award voor haar strijd tegen het fascisme en onverdraagzaamheid uitreiken. Door een ziekenhuisopname kan deze straffe madam haar prijs echter niet in ontvangst nemen. Ze overlijdt later die dag.

Toch verdwijnt deze uitzonderlijke getuige niet zomaar. Haar verhaal werd neergepend in het boek ‘Mijn leven als KZ A 5148’ van Paul De Keulenaer en meermaals door documentairemakers geregistreerd. Als ultieme bewijs, liet ze na haar dood haar blauwe kamptatoeage, het nummer KZ A 5148 uitsnijden en balsemen. Het krijgt een plaats in het Dossinmuseum, recht tegenover de Mechelse kazerne van waaruit zij gedeporteerd werd. Het moet bewijzen dat haar verhaal waar was, het ultieme tegenargument vormen voor alle negationisten die beweren dat de vernietigingskampen een verzinsel zijn. Want ook al verdwijnen de laatste getuigen, hun verhaal mag nooit vergeten worden.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.